19e Eeuw Dominion periode: Canada, NS, NB, PEI & BC

Canada: Large Queen periode, 1868 – 1872

Op 1 april 1868 gaf Canada haar eerste Dominion serie uit, genaamd de Large Queens zegels. Deze serie omvat een ½¢ (black), 1¢ (red brown), 2¢ (green), 3¢ (red), 6¢ (brown), 12½¢ (blue) en 15¢ (gray lilac), alle met dezelfde beeltenis van Queen Victoria. Ze werden uitgegeven om gebruikt te worden in de nieuwe verenigde provicies van Canada, New Brunswick en Nova Scotia. Het gebruik in British Columbia vond plaats vanaf de samenvoeging met Canada in 1871 en ook het gebruik in Prince Edward Island was beperkt vanwege de Confederatie in 1873. In het nieuw verworven Manitoba en North-West Territories zijn de zegels nauwelijks gebruikt omdat de volgende serie, de Small Queens, al voor een aantal waarden werd gebruikt. In 1869 werd de 1¢ opnieuw uitgegeven in orange omdat de buine kleur vaak verward werd met de 3¢ red. Eind 1875 ontstond de behoefte aan een 5¢ zegel omdat het tarief voor brieven naar de U.K. werd gereduceerd. Daardoor kwam een 5¢ (olive green) zegel, die al eerder was aangemaakt, alsnog in gebruik.

Van de serie bestaan veel proofs. Er is een essay van de ½¢ in verschillende kleuren. Die proofs bestaan voor elke waarde in black en verschillende kleuren, maar zijn zeldzaam en dus kostbaar. Plate proofs in verschillende kleuren zijn beter betaalbaar. British American Bank Note Company produceerde ook trade sample sheets in brown, black, red, green en blue, waardoor er 1¢, 2¢, 3¢, 5¢, 6¢, 12½¢ en 15¢ waarden gesneden uit deze vellen voorkomen.

De Large Queens komen voor in te onderscheiden drukken en werden geproduceerd in vellen van 10 x 10. De eerste druk verscheen op thin paper. Latere drukken verschenen op verschillende papiersoorten, waarvan er ongeveer 10 beschreven zijn, inclusief een papier voorzien van watermerk voor alle waarden. De ½¢ is hiervan het meest zeldzaam met slechts 3 of 4 ongebruikte zegels. Laid paper komt voor bij de 1¢, 2¢ (slechts 3 exemplaren bekend) en de 3¢.

De duplex cancels die aan het eind van de Pence periode werden geïntroduceerd komen op de Large Queens algemeen voor, naast de 7-ring cancels. Een aantal van de 4-ring cancels uit de late Pence periode komen ook nog voor. In 1869 werden deze vervangen door 60 2-ring cancels voor gebruik in de grootste steden. Fancy cancels werden gebruikt vanaf 1868.  Steden als Toronto, Ottawa en Kingston vervingen al gauw hun 2-ring cancels door uit hout of kurk gesneden exemplaren met hun nummer. Andere steden volgden met eigen ontwerpen. De fancy cancels op de Large Queens zijn een zeer gewild verzamelgebied.

De relatief korte periode van gebruik van de Large Queens maakt het verzamelen van brieven met een ander tarief dan het 3¢ binnenlands tarief een kostbare zaak. Wrappers of circulaires gefrankeerd met de 1¢ yellow zijn nog wel te vinden, de ½¢ op een krant tot 1 ounce is daarentegen weer schaars.

Canada: Small Queen periode, 1870 – 1897

De Small Queens hebben hetzelfde ontwerp als de Large Queens, maar zijn kleiner uitgevoerd om kosten te besparen en om de beschikbare drukcapaciteit beter te benutten om aan de toenemende vraag van zegels te kunnen voldoen. Vanaf 1875 moesten de brieven voorgefrankeerd zijn met zegels. Het nieuwe formaat zette de standaard voor alle toekomstige definitives tot aan het eind van de 20ste eeuw.

Essays werden geproduceerd door de Canadian Bank Note Company om te kunnen bieden op het contract om de Small Queens te mogen drukken. Het betreft 1, 2, 3, 5, 10 en 15¢ waarden; deze zijn niet echt schaars. De British American Bank Note Co. produceerde ook essays in de waarden van ½, 1, 2 en 12½¢. De BABN kreeg uiteindelijk het contract om de nieuwe serie te drukken en vervaardigde die proofs in verschillende kleuren.

Van alle Canadese zegels zijn het de Small Queens definitives die het meest verzameld zijn in de afgelopen 150 jaar. De originele serie was verkrijgbaar in de waarden van ½, 1, 2, 3, 5, 6 en 10¢. In 1893 werd een 8¢ toegevoegd, samen met twee hoge waarde 20¢ en 50¢ zegels genaamd de “Widow Weeds”. Deze zegels zijn echter groter en hebben een afwijkend ontwerp.

De Small Queens waren de langstlevende zegels in de Canadese postgeschiedenis. Gedurende de 27 jaar dat de zegels in omloop waren zijn er verschillende drukorders uitgevoerd die hebben geresulteerd in vele identificeerbare kleuren en shades van deze kleuren. De grote verscheidenheid aan kleuren en shades waren het gevolg van drie te onderscheiden drukken. De eerste druk vond plaats in Ottawa van 1870 – 1873, waarna de zegels in Montreal werden gedrukt tussen 1874 en 1889. Het contract van de regering vereiste echter dat het drukken terug zou gaan naar Ottawa in 1887, maar brand in de drukkerij verhinderde dat. Dit resulteerde in de 1888 – 1889 drukken uitgevoerd bij de Gazette in Montreal. In deze periode verscheen een zeer opmerkelijke carmine shade van de 3¢. De laatste druk van deze 3¢ zegel verscheen in Ottawa tussen 1889 en 1897. Een ander gevolg van de verschiilende druklocaties is het feit dat er verschillende gom en papiersoorten zijn gebruikt. Dit kan de verzamelaar helpen om de zegels per gebruiksperiode te identificeren. Ook bestaan er verschillende perforaties. De meest belangrijke is de 3¢ perf. 12½, een van de 2 á 3 kroonjuwelen van elke Small Queens verzameling.

Een verzamelaar die zich wil specialiseren in de Small Queens ziet zich geconfronteerd met een groot aantal uitdagingen: verzamelt hij/zij alle zegels, essays en proofs, slechts één enkele zegel (inclusief kleurvariëteiten en shades), perforaties, papierverschillen, slechts één druk of, mischien het moeilijkst van allemaal – voorbeelden van de verschillende platen? Ongebruikte zegels van de vroege drukken zijn kostbaar en imprints en plaat inscripties zelfs nog meer. Gebruikte zegels zijn wel betaalbaar en dat geldt ook voor gebruikt op brief (m.u.v. de 10¢). Een “must” voor de serieuze Small Queens verzamelaar is het boek Canada’s Postage Stamps of the Small Queen Era, 1870 – 1897 van John Hillson en J. Edward Nixon.

De vroege Small Queen periode valt samen met het hoogtepunt van de fancy cancel productie door postdirecteuren. Dit is een populair verzamelgebied. De 2-ring numerals die in de Large Queen periode verschenen komen in de jaren ’70 ook voor op de Small Queens. Zelfs een paar van de 4-rings uit de Pence en Decimal perioden waren nog in gebruik. Het meest populaire afstempel verzamelgebied begon in de vroege jaren ’90 met de Squared Circles. Deze afstempelingen omvatten meer dan 300 steden in twee typen: de “thin bar”en en ‘thick bar” versies. Een vergelijkbaar interessant verzamelgebied kan gevonden worden in de spoorwegafstempelingen. Railroad Post Office (RPO) verzamelaars zoeken variaties in deze afstempelingen, het gebruik op verschillende zegels en het gebruik tussen steden op een bepaalde route bijvoorbeeld.

Het verzamelen van postal history van de Small Queen periode kan een aardige zoektocht opleveren. Zowel binnenland als buitenland tarief brieven kunnen worden gevonden; dit is de eerste periode waarvoor bestemmingen en tarieven uitgebreid kunnen worden getoond. Tarieven werden geclassificeerd als first class (brieven), second class (kranten), third class (drukwerk), fourth class (pakketpost) en fifth class (monsters en materiaal open voor inspectie). Na de toetreding van Canada tot de UPU in 1878 kwamen er een groot aantal nieuwe brief en 3de klas tarieven voor verschillende landen. Omdat er minder materiaal beschikbaar is vóór 1878 zijn zulke brieven duurder, behalve naar Great Britain. Elke waarde van de Small Queens heeft zijn eigen uitdagingen. De ½¢ werd gebruikt op kranten en reclame, en enkel gebruik voorbeelden van deze zegel zijn schaars. De 1¢ werd meestal gebruikt voor drop letters (bewaard op het postkantoor). De 2¢ werd gebruikt voor brieven met bezorging in de grote steden, voor registratie in de vroege periode en als bijplakzegel. De 3¢ was de basis zegel voor het brief tarief, terwijl de 5¢ bestemd was voor brieven naar het buitenland na 1878. De 6¢ betaalde het vroege tarief naar de U.S. en Engeland, later het dubbele binnenlands tarief, terwijl de 8¢ in 1893 werd uitgegeven voor het aangetekende binnenlands tarief. De 10¢ betaalde het dubbele UPU brief tarief en aangetekende brieven naar het buitenland. De 20¢ en 50¢ Widow Weeds werden gebruikt als make-up zegels om kranten bulk tarieven te betalen, voor pakket post en voor grote volumes advertentietarief post.

Er zijn veel filatelistische juweeltjes in de postgeschiedenis van de Small Queens en deze zijn kostbaar. Een fraai voorbeeld is het 5¢ UPU tarief naar de Canadian Voyageurs in Egypte (zie Military Mail). Ook preferred rate brieven naar Prince Edward Island (vóór juli 1873), British Columbia (vóór 1871) en Newfoundland (vóór 1877) zijn schaars en zeer gewild. Tijdens de Small Queen periode kwam ook de ontsluiting van het westen van Canada op gang en tot de voltooiing van de Canadian Pacific Railway in 1885 verliep de post naar gebieden ten westen van Winnipeg via Chicago en St. Paul in de V.S. Sommige post ging via stoomboot over de Missouri naar Fort Benton, MT, en vandaar per koets naar de North-West Territories. Het verzamelen van advertenties op brieven – een opkomende ontwikkeling – tijdens de Small Queen periode hoeft dan weer niet duur te zijn.

Canada: Leaf en Numeral periode (incl. de Jubilee en Map zegels), 1897 – 1903

In 1897 vierde Queen Victoria de 60ste verjaardag van haar bewind en Canada honoreerde deze gebeurtenis met een serie gelegenheidszegels; de Jubilee Issue. De serie omvatte ½, 1, 2, 3, 5, 6, 8, 10, 15, 20 en 50 cent waarden en 1, 2, 3, 4 en 5 dollar waarden. Een complete aanschaf was destijds nogal kostbaar en hoewel de oplage varieerde van 13.500 voor de 3$ en 20 miljoen voor de 3¢ kwijnde de verkoop van de complete set door tot in de jaren ’30. Speculanten stortten zich op sommige waarden zoals de 6¢ waardoor het nog niet zo makkelijk was een complete set te verwerven. De eerste dag van uitgifte was 19 juni en er zijn first day covers bekend van sommige waarden. Terwijl de lage waarden meestal postaal werden gebruikt konden slechts weinig hoge waarden boven de 20¢ voor iets anders gebruikt worden dan voor het betalen van bulk tarieven voor het verzenden van kranten. Verzamelaars zijn meestal op zoek naar lage waarden met afstempelingen als squared circles en town cancels.

Vanaf eind 1897 werden de lang-gebruikte Small Queen definitives vervangen door een nieuwe serie genaamd de Leaf Issue. In het ontwerp van deze zegels komen esdoorn bladeren voor in de vier hoeken van de zegel. Waarden van ½, 1, 2, 3, 5, 6, 8 en 10¢ werden uitgegeven voor de meest gebruikte tarieven. Zonodig konden hogere tarieven worden betaald met de 20¢ en 50¢ Widow Weed zegels of de Jubilees. De serie werd snel bekritiseerd door de Franstalige gemeenschap die opmerkten dat er geen numerieke waarden in de zegels voorkwamen maar slechts een Engelse tekst voor elke waarde. Dit had tot gevolg dat de serie al vrij snel werd opgevolgd door de Numeral Issue. De meeste waarden hadden een effectief gebruik van slechts een jaar. De korte levensduur van de Leaf Issue was er de oorzaak van dat het gebruik van sommige hoge waarden moeilijk te vinden zijn. Net zoals met de Small Queens en de Jubilees richten stempelverzamelaars zich op squared circles, town cancels en andere minder gebruikte afstempelingen. Vanwege de reductie van het binnenlandse brief tarief werden veel 3¢ zegels niet meer gebruikt. Deze werden overgedrukt met 2¢ of 2 cents in 1899. Hetzelfde overkwam de 3¢ van de Numeral Issue. Een ondernemende postmaster in Port Hood, NS, verknipte 3¢ zegels en voorzag ze vervolgens van paarse 1¢ en 2¢ waarden, omdat hij hiervan te weinig had. Deze waren niet geautoriseerd maar worden wel verzameld (ten koste van enorme bedragen) als de Port Hood provisionals.

De vervangende waarden van de Numeral Issue zijn iets gewijzigd omdat het binnenlandse brief tarief omlaag ging van 3¢ naar 2¢ op 1 januari 1899. De uitgegeven waarden zijn ½, 1, 2 (in twee kleuren, purple en carmine), 3, 5, 6, 7, 8, 10 en 20¢. De kleurverandering was nodig toen het binnenlandse brief tarief omlaag ging omdat de UPU voorschreef dat carmine gebruikt zou worden voor het basis binnenlandse tarief. De 2¢ purple werd gebruikt van september 1898 tot eind augustus 1899 toen de 2¢ carmine werd geïntroduceerd. Alle waarden, behalve de 20¢, kunnen worden gevonden op brief, hoewel er kostbare enkel gebruik waarden voorkomen. In 1900 werd de 2¢ carmine ook uitgegeven in een boekje. Het boekje en het velletje van 6 zegels zijn tamelijk kostbaar. Zegels uit een boekje op brief zijn ook zeer geliefd maar nog wel betaalbaar.

De misschien wel meest interessante zegel uit het 19e eeuwse Canada werd gedrukt in december 1898 om de naderende “Penny Imperial Postage” beweging te kunnen frankeren. Het basis tarief van Canada naar Great Britain en een aantal British Possessions werd gereduceerd naar 1 penny, gelijk aan 2¢, vanaf 25 december 1898. De Map zegel werd door Postmaster William Mulock gepromoot als een kaart van het British Empire in carmine tegen een zwarte achtergrond van de continenten en oceanen in blue of lavender. Het effect was enorm. Deze zegel mag niet ontbreken in een thematische Kerstmis of kaarten verzameling. Canada verzamelaars zijn dan weer op zoek naar vroeg gebruik van de zegel, gebruik op brief naar verschillende Empire landen en naar buitenlandse bestemmingen. De zegel werd gedrukt op vijf platen en plaatnummers zijn zeer gezocht. Er zijn veel plaatfouten als gevolg van het complexe drukproces van de drie kleuren. Ook zijn er variëteiten als gevolg van re-entry en retouching, alsmede imperforate zegels. Afstempelingen omvatten squares circles, town cancels en precancels.